De afscheidsrede

Philips afscheidsredeDe pontificaal afgebeelde regent kijkt een beetje streng, maar niet onvriendelijk. Ir. P.F.S. Otten (Frans voor intimi) was president van de N.V. Philips’ Gloeilampenfabriek van 1939 tot 1961 (waaronder een verblijf in Amerika tijdens de Tweede Wereldoorlog). ‘PFS’ was ook nauw betrokken bij de sportieve tak van Philips en daarmee de latere successen van PSV.

Het afscheid van iemand met zo’n staat van dienst
ging natuurlijk niet geruisloos voorbij. Er werd een single uitgebracht met zijn afscheidsrede en een speciaal gecomponeerde mars. Was Otten zo ijdel om dit zelf te bedenken? of was het een verrassing van zijn collega’s?

Kant 1 van ‘een product van ons bedrijf’ begint met een stukje Haydn, waarna een woord van afscheid van Otten volgt. In zijn speech aan de ‘leden van de grote Philips-gemeenschap’ vergelijkt hij het bedrijf met een orkest. Otten: “Als jongeman ben ik bij het orkest is gekomen, onder de onvergetelijke leiding van Anton Philips (zijn schoonvader, red.). Tenslotte ben ik zelf dirigent geworden, met een team van voortreffelijke mede-dirigenten. Philips heb ik zien uitgroeien tot een groot, wereld-symfonieorkest.”

Na het prijzen van de huidige organisatie voorspelt Otten een gezonde toekomst voor Philips: “Gelukkig zijn op het ogenblik de economische voorwaarden voor een verdere bloei van de onderneming ruimschoots aanwezig. […] Jonge landen komen tot ontwikkeling en hebben voor de opbouw van een moderne samenleving behoefte aan vrijwel elk artikel dat wij op de markt brengen. Het stemt tot voldoening, dat wij hierdoor tevens een constructieve bijdrage kunnen leveren aan verbreiding van welvaart over de gehele wereld.”

Na deze serieuze woorden is het tijd voor feest, het blijft wel Brabant natuurlijk. Op kant 2 voert de Philips Harmonie de ‘Ir. P.F.S. Otten mars’ uit, speciaal door dirigent Schorer gecomponeerd voor Frans’ 65e verjaardag. Zou deze triomfantelijke mars nog wel eens op het repertoire staan van de Harmonie?

Waarschijnlijk werd deze single destijds verspreid onder personeelsleden en relaties. Zouden zij de woorden van Otten nog vaak beluisterd hebben?